Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, ik roep, [11]geweld! doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch er is geen [12]recht. 11. Dat is, dat mij geweld geschiedt, omdat ik, vroom zijnde, dus geweldiglijk van God gestraft en smadelijk van mijn vrienden veroordeeld en bespot word, en daarover roepende tot God, niet wordt geholpen. Zie gelijke manier van spreken Jer.20:8; Hab.1:2. 12. Te weten, voor alsnu, waardoor mijn zaak verdedigd en ik uit dit lijden zou mogen verlost worden. Alzo worden de vromen somtijds in hun kruis als verlaten, omdat zij de tegenwoordige hulp van God niet gevoelende, onder het lijden schijnen te versmachten; Ps.13:2, en Ps.88:15; Klaagl.3:8; Hab.1:2. Hetwelk ook den Heere Christus, het hoofd der gelovigen, wedervaren is; Ps.22:3.